top of page

Salonbijeenkomst Eduard Bomhoff

IMG_4348.HEIC

Op 4 oktober 2025 kwam het Tocqueville Netwerk bijeen voor een salondiscussie over economie, politiek en institutionele vernieuwing. Gastspreker was Eduard Bomhoff, emeritus hoogleraar economie en voormalig vicepremier. Het gesprek bood een analyse van de structurele zwaktes van de Nederlandse samenleving: institutionele inertie, ideologisch conformisme en verlies van economisch realisme – verschijnselen die elkaar versterken en het land stap voor stap uithollen.

Wat hebben we besproken?

De verstarring van de instituties ligt aan de basis van de Nederlandse problematiek. Het lijkt in Nederland een traditie geworden om mensen te benoemen op basis van hun netwerk, niet op basis van hun kennis. Ministers, bestuurders en topambtenaren missen vaak inhoudelijke expertise over hun portefeuille, maar excelleren in interne verhoudingen en mediavaardigheid. Ministers kunnen zelfs toegeven “geen kennis van zaken” te hebben, zolang ze maar beschikken over een goed Haags netwerk. Bestuurders van universiteiten vertrekken zodra er een beter baantje lonkt, terwijl het intellectuele debat en wetenschappelijke onafhankelijkheid plaats verliezen aan activisme. Ambtenaren in Brussel houden zich vooral bezig met de interne consistentie van regelgeving, maar minder met inhoudelijke kennis of verantwoordelijkheid voor situaties. Zo ontstaat een bestuurlijke klasse die zichzelf onderhoudt, maar nauwelijks nog weet waarvoor zij dient.

 

Parallel aan deze institutionele verstarring loopt de verenging van het publieke debat. De media, ooit waakhond van de macht, zijn in de loop van de tijd verworden tot “moderne lakeien” van een moreel-ideologisch establishment. Hierbij overheersen morele reflexen in plaats van rationele analyse. Het effect is dat afwijkende standpunten makkelijk worden gediskwalificeerd. De media volgen de framing gekozen door de ambtenarij, in plaats van deze te bevragen, en verliezen daarmee hun rol als onafhankelijke controleur van de macht.

 

Een derde dimensie van het verval is de economische kortzichtigheid van de Nederlandse politiek. Waar bedrijven hun strategie op de markt moeten afstemmen, daar willen veel politici alle kiezers tegelijk bedienen. Dat leidt tot gladde, tegenstrijdige boodschappen en een fixatie op de korte termijn. 

 

We kunnen dit illustreren aan de hand van de metafoor van de discontovoet: in de economie geeft dit begrip aan hoeveel waarde je hecht aan toekomstige opbrengsten. In de politiek vertaalt dat zich naar de tijdshorizon. Een lage discontovoet hoort bij langetermijndenken (klimaat, infrastructuur), een hoge bij directe problemen (armoede, veiligheid). Een gezonde samenleving accepteert dat beide perspectieven bestaan. Nederland, daarentegen, behandelt het verschil in tijdshorizon vaak als moreel verschil: wie niet meegaat in de dominante agenda, wordt gezien als “tegen.”

 

Hierbij domineert bovendien niet de kosten-batenanalyse, maar het zogeheten onzekerheidsprincipe: de reflex om risico’s te minimaliseren, ongeacht de kosten. Of het nu gaat om stikstof, klimaat of veiligheid – beleidsmakers richten zich op het reduceren van onzekerheid in plaats van op effectiviteit of proportionaliteit.

 

Deze logica leidt tot irrationele maatregelen, vergelijkbaar met het idee dat je verkeersongelukken eindeloos kunt verminderen door de maximumsnelheid te verlagen - totdat niemand meer rijdt. Het gevolg is dat beleid vooral de schijn van zekerheid nastreeft, terwijl het de samenleving verlamt.

 

Ten slotte bevoordeelt het beleid structureel de vraagkant van de economie. Politici en media richten zich op koopkracht, consumptie en herverdeling – onderwerpen met direct electoraal rendement. De aanbodkant – innovatie, productiviteit, ondernemerschap – raakt daardoor ondergesneeuwd. Zo gaat het investeringsklimaat achteruit en verlaten bedrijven Nederland.

 

Deze ontwikkeling doet denken aan het Venetië uit de Renaissance: toen de Venetiaanse elite de handel opgaf voor privileges en status, verdween de economische vitaliteit. Ook Nederland dreigt zijn productieve motor te verliezen doordat de bestuurlijke elite zich meer bezighoudt met reputatie dan met realiteit.

 

Toch is er ook perspectief. We zouden bijvoorbeeld het sociale stelsel radicaal kunnen vereenvoudigen door alleen universele regelingen zoals AOW en kinderbijslag te behouden, en de talloze inkomensafhankelijke toeslagen af te schaffen. Dat zou bureaucratie verminderen, respect voor burgers herstellen en economische prikkels zuiveren.

 

Belangrijker nog dan beleidsvoorstellen is echter het herstel van moed – de burgerlijke moed die Tocqueville beschouwde als fundament van een levende democratie. Tegenwoordig overheersen angst, zelfcensuur en politieke berekening. Mensen durven niet af te wijken uit vrees voor reputatieschade of sociale uitsluiting. Daardoor ontstaat een cultuur van verlegenheid waarin niemand meer verantwoordelijkheid neemt.

Wat mogen we concluderen?

Nederland bevindt zich in een langzaam proces van moreel, institutioneel en economisch verval. Bestuurders zonder expertise, media zonder onafhankelijkheid en burgers zonder moed versterken elkaar in een neerwaartse spiraal. De samenleving heeft haar gevoel voor proportie, gezond verstand en lange-termijnverantwoordelijkheid verloren.

 

Herstel begint met het herontdekken van dingen die Tocqueville als onmisbaar zag voor de democratie: vrijheid, verantwoordelijkheid en burgerlijke moed. Nederland heeft niet alleen behoefte aan economisch aanbod denken, maar aan moreel en intellectueel aanbod denken – mensen die durven te spreken, te handelen en te vernieuwen. Alleen door die houding te herwinnen kan het land voorkomen dat het, net als Venetië, verandert in een open lucht museum dat leeft van wat ooit was.

bottom of page